Het lerend netwerk, in het kader van de ESF-oproep e-leren, wisselt weer verder uit. Verschillende leerachitecten komen hier samen om de uitdagingen en oplossingen binnen hun e-learningprojecten te delen. Eerder las je hier al over het kick-off-evenement en de eerste groepsbijeenkomsten, die keken naar diversiteit, inclusie, interactiviteit, digitalisering en nog zoveel meer. In juni 2022 verzamelden de groepen zich opnieuw per regio. Vandaag nemen we één thema onder de loep: Hoe krijg je docenten mee in het digitaliseringsverhaal? Een wisselwerking bracht de leerarchitecten weer tot nieuwe inzichten!
De digitalisering van onderwijs is niet voor alle docenten vanzelfsprekend. De groepen van het Lerend Netwerk koppelden hier een aantal oorzaken aan. Zo spelen angst voor het nieuwe en een tekort aan zelfvertrouwen in de eigen kennis mee. Daarnaast is tijdsgebrek een gekend probleem. Ook vrezen docenten weleens vervangen te worden door de online middelen die ze zelf ontwikkelen. Wordt hun lesopdracht misschien overbodig nadien? Tot slot is onvoldoende kennis over digitale tools voor veel docenten een rem op het digitaliseringsverhaal.
De kernvraag luidt dan: hoe ondersteun en hoe motiveer je een docent? De groepen gingen aan de slag met een brainstorm rond de oorzaken. We bekijken de drempels en de uitwegen.
Als we spreken over het probleem van angst voor het nieuwe, dan staat de leuze “keep it simple” voorop. Het is niet nodig om docenten te overspoelen met een overvloed aan tools. Start laagdrempelig , door één tool uit te lichten in bijvoorbeeld een korte workshop door een mededocent. Onderlinge kennisdeling kan ook de vorm aannemen van een video. “Teach the teacher” is een goede manier om mekaar te inspireren en motiveren.
Hoe ga je daarnaast om met tijdsgebrek van docenten? Dit komt neer op drie deelvragen:
• Hoe zorg je voor meer tijd?
• Hoe zorg je voor meer middelen?
• Bovendien: Hoe ga je efficiënter om met die tijd en middelen?
De mate van ondersteuning die een docent krijgt, varieert van organisatie tot organisatie. Soms zal een dienst onderwijsondersteuning de materialen in een e-learningplatform delen, om zo de best practices te verspreiden. Misschien deelt een consultant een sjabloon waaruit docenten dan verder werken: dit kan een checklist zijn waaraan je moet voldoen of rekening mee moet houden. Afbakenen wie wat aanlevert, terwijl de docent toch eigenaar blijft van het leerproces, staat hierbij centraal. Ook is “pruts- en leertijd” noodzakelijk in elk projectplan: tijd om een systeem te leren kennen, zonder al concrete output te leveren. Deze tijdsinvesteringen staan altijd in functie van de doelstellingen: overweeg wat de meerwaarde is van elke actie .
Zulke ondersteuning en aanmoediging vanuit de organisatie zijn onmisbaar bij een digitaliseringsproces. Een klare duiding van de toekomstvisie is dan weer essentieel om bij docenten de vrees weg te nemen dat hun lesopdracht overbodig zou worden. Waar willen we staan, tegen wanneer? Wat gebeurt er met je materiaal? Wat verwachten we daarna nog van jou?
In het geval van een blended leertraject, kan de rol van een docent net nog belangrijker worden. Eens digitale leermaterialen ontwikkeld zijn – wat inderdaad een tijdsinvestering is – zijn de momenten die een docent ter beschikking heeft voor onderwijs immers niet om de inhoud zelf te brengen, maar om te coachen en individuele feedback te geven. Zo win je op lange termijn net tijd. Docenten meenemen in het verhaal, is de enige manier om een nieuwe visie werkelijk te delen en verwezenlijken.
Hoe kunnen we docenten dan nieuwe digitale tools aanleren? Een hulpmiddel zoals het Wiel van Laurillard maakt docenten wegwijs in de grote hoeveelheid aan bestaande tools. Het vertrekt vanuit de leerdoelen en schat vervolgens de mate van ondersteuning in. Wat willen we juist leren? En welke mate van ondersteuning is daarvoor nodig? In de binnenste cirkel van het Wiel bevinden zich tools die volledige ondersteuning voorzien. Zo kan een grotere organisatie makkelijker inzetten op een intensieve hulp om nieuwe leermaterialen te ontwikkelen. Kleinere organisaties zullen dan weer eerder quick starters gebruiken, zoals een one pager met uitleg over hoe je Zoom gebruikt. Daarmee bevinden we ons in de middelste en buitenste cirkels, waarbij minder ondersteuning is en meer zelfredzaamheid van de docenten.
Voorstellen welke tools welke doelen dienen en welke ondersteuning vragen, is zo een stap om docenten aan de slag te laten gaan met concrete tools.
Een oplossing die bij al deze “problemen” naar voor kwam, was telkens weer het oprichten van een lerend netwerk, net zoals we in dit ESF-project doen. We zien bij digitalisering de nood om zowel voorbeelden als resultaten te delen onder docenten – die dan weer leiden tot inspiratie, houvast en aanmoediging. Dit verlaagt de drempel voor een docent om aan de slag te gaan en toch steeds zelf eigenaar te blijven van de eigen leermethode. Zo kan technologie zelfvertrouwen versterken, en omgekeerd, tot een docent de drempels van weleer met moeite nog zal opmerken.
In september komt het lerend netwerk weer collectief samen en staat het thema ‘changemanagement’ op de agenda. Volg de veranderingen mee in onze volgende blogpost, je ziet deze als eerste verschijnen op onze LinkedIn pagina!